Woningcorporaties leggen zowel intern als extern steeds meer verantwoording af. Hoewel het hierbij vaak over dezelfde zaken gaat, moeten gegevens nog steeds dubbel worden genoteerd en aangeleverd. Om de verantwoordingsdruk te verminderen, heeft Aedes in samenwerking met Naris een ‘minimaal sturingsmodel’ voor woningcorporaties ontwikkeld. Wordt hiermee de grootste druk voor corporaties verlicht? Een gesprek met Paul Minke van Aedes en Erik van Marle van Naris.
Minimaal sturingsmodel
“Woningcorporaties hebben een groot aantal sturingsvariabelen die gelijk kunnen zijn,” begint Paul op de vraag wat Aedes met het sturingsmodel wil bereiken. “Natuurlijk hebben ze lokale, specifieke variabelen – zoals in een aardbevingsgebied – maar in de basis hebben ze dezelfde indicatoren. Als je dit standaardiseert, kan de administratieve lastendruk omlaag omdat iedereen op dezelfde manier registreert en ICT-systemen daarop in kunnen spelen. Ook wordt onderling vergelijken via de benchmark makkelijker en zijn de variabelen afgestemd met de Aw en WSW waardoor iedereen door dezelfde bril kijkt. Als laatste kan een sectorbesluit – zoals een akkoord over duurzaamheid – sneller worden doorgevoerd. Eventuele nieuwe variabelen kunnen direct worden opgenomen, iets wat nu nog vaak individueel door een corporatie moet worden gedaan.”
Blauwdruk
Het minimaal sturingsmodel wordt door Aedes en Naris gezien als een strategiekaart of blauwdruk. Paul: “We willen vanuit Aedes niet de verplichting opleggen dat corporaties dit model moeten gebruiken. Het is een handvat wat ze kunnen gebruiken in hun organisatie. Dit helpt hen bijvoorbeeld met de verantwoording naar de Aw, WSW en intern. Deze verantwoording gebruikt gemeenschappelijke elementen, maar vaak begint elke aparte verantwoording vanaf nul. Met het sturingsmodel kunnen de gemeenschappelijke elementen makkelijker gebruikt worden.”
Eigen invulling woningcorporaties
Corporaties zijn daarbij niet gebonden aan de standaard, legt Erik uit. “Het model is ideaal voor de kleinere corporaties die het direct over kunnen nemen. Andere corporaties kunnen hun huidige model hiermee toetsen en kijken wat er bijvoorbeeld mist of anders kan, en op die manier sturing optimaliseren.”
Corporaties hebben daarnaast de mogelijkheid zelf invulling te geven aan de normen van hun prestatie-indicatoren. “Dat hebben we bewust gedaan,” legt Erik uit. “Wij denken meer efficiency te bereiken door eigen normeringen te hanteren. Er zijn soms grote verschillen tussen de gebieden waar corporaties opereren, bijvoorbeeld landelijk en stedelijk of in een krimp- of groeigebied. De overkoepelende indicatoren zijn dan gelijk, maar de precieze normen waar de corporatie zich op toetst kunnen verschillen.”
Inzicht in samenhang
Erik gaat verder: “Corporaties die gebruikmaken van het sturingsmodel zullen vervolgens sneller de samenhang tussen verschillende onderdelen in de organisatie zien. Als je bijvoorbeeld draait aan de knoppen van duurzaamheid, wat betekent dit dan voor betaalbaarheid of beschikbaarheid? Zo wordt op portefeuilleniveau beter zichtbaar wat de gevolgen zijn van acties. Daarmee wordt het gesprek met de gemeente ook makkelijker, omdat er meer overzicht en inzicht is. Corporaties kunnen daardoor bijvoorbeeld eenvoudiger afstemming vinden over de bouw van nieuwe woningen.”
Intern toezichthouder ondersteunen
Het doel van het minimale sturingsmodel is dat de effectiviteit en efficiency van een corporatie kan worden beoordeeld. Paul: “Daarmee bedoelen we: efficiënt omgaan met middelen en opereren vanuit een werkorganisatie waarmee je precies voldoende doet om te bereiken wat je wil bereiken. In de praktijk zal dit ook de intern toezichthouder enorm helpen. Die wordt nu vaak overladen met informatie en heeft slechts een globaal overzicht van de koers van de corporatie. Omdat het vergelijken met andere corporaties makkelijker is met dit sturingsmodel, wordt het makkelijker de organisatie in de goede richting bij te sturen.”
Vertaling van ondernemingsplan
Op de vraag hoe corporaties het nieuwe sturingsmodel kunnen omarmen binnen hun organisatie, zegt Erik: “De strategiekaart is een vertaling van het ondernemingsplan. Dit is normaal zo’n zestig pagina’s, maar visualiseren wij en brengen het terug tot één A4. Dit helpt ons dit SMART te krijgen. Door dit vervolgens op te nemen in de managementinformatie, kan het worden geadopteerd door de organisatie. Zoals eerder gezegd is in het sturingsmodel rekening gehouden met de Aw, WSW, de Aedes benchmark. Op het moment dat je de standaard gebruikt, weet je dat je voor deze stakeholders de belangrijkste zaken monitort en hier gemakkelijk verantwoording aan kunt afleggen.”
Verlagen van de druk
“Het model draait – op hoofdlijnen – al bij zo’n zeventig corporaties,” sluit Erik af. “De volgende stap is dit model aanbieden zodat andere corporaties er ook mee aan de slag kunnen. Eind dit jaar willen wij het model evalueren en kijken of het verdiept of verbreed moet worden. Zo willen wij de verantwoordingsdruk bij alle corporaties zoveel mogelijk verlagen.”
Bron: Johan van den Beld | CorporatieMedia – 3 oktober 2018